dinsdag 9 april 2013

Veranderingen

Met dat er nieuwe mensen naar de kerk komen en lid worden van de gemeente en leiding  geven aan het gemeente-zijn, veranderen er ook dingen. Soms is dat even wennen. En van enkele mensen hoor ik ook dat het niet went. Dat ze liever zien dat het weer wordt zoals het was. Maar kan dat?

Gewoon alles terug draaien? En het weer doen zoals we het altijd deden, jarenlang. En tegen de nieuwe generatie zeggen: het is fijn dat u er een tijdje was, maar wilt u voortaan geen ideeën meer geven en geen dingen meer veranderen? Nee hoor, we willen niet dat u weggaat! We willen alleen dat u kerk-zijn vorm geeft, zoals wij dat altijd gedaan hebben, zoals wij het fijn en goed vinden. Zou dat kunnen?

De vraag is dan wel: hoe ver wil je de klok dan terugdraaien? Drie jaar terug? Dertien jaar terug, toen je nog Hoeksteen en Pelgrimskerk had? Dertig jaar terug, toen het nog zo lekker deftig ging allemaal? Driehonderd jaar terug, de nadere reformatietijd, de `gouden eeuw'? Dertienhonderd jaar terug?

Tja... Dertienhonderdjaar terug kwam Willibrord in ons land het evangelie brengen, gevolgd door Bonifatius. Er veranderde nooit zoveel in ons volksleven en in onze cultuur, als toen. Alles ging op zijn kop. Dingen die iedereen altijd zo gewend was geweest, kwamen onder de kritiek van het evangelie te staan. Wat vroeger heilig was, was dat ineens niet meer. Christen worden, óndergedompeld worden in het doopwater, dat was slikken voor onze voorouders. Christus toebehoren en volgen brengt op onbekende wegen, in niet-vertrouwd land.

Zo heeft het evangelie in ons land alle eeuwen door naast heil en vrede ook onrust en spanning gebracht. `Ecclesia reformata semper reformanda' zeiden onze reformatorische voorouders. Ofwel: een hervormde/gereformeerde kerk dient altijd te blijven hervormen, reformeren om het evangelie trouw te zijn.

U zegt, je zegt: maar voel ik me dan nog wel thuis, is het dan mijn kerk nog wel? Is al het nieuwe soms goed en was hoe wij het vroeger deden verkeerd dan? Hoewel ik van veel mensen hoor dat ze blij zijn met hoe onze gemeente zich ontwikkelt, hoor ik ook weleens iemand zeggen dat we niet moeten veranderen maar vooral moeten vasthouden wat we hadden.

Ik hoop niet dat u het me erg kwalijk neemt, maar ik denk dat het af en toe goed is als we het gevoel krijgen `dit is mijn kerk niet meer'. Het is namelijk uw of mijn kerk ook niet, nooit geweest zelfs. Het is Zijn kerk. Wíj héten de mensen niet welkom, het is niet ónze club, we worden welkom geheten door Hem `Die zozeer anders is'.

De kerk en een manier van kerk-zijn kan zó vertrouwd worden, dat `de manier waarop' heiliger wordt dan de Heer van de kerk. En als de Heer van de kerk mensen dan met Zijn Geest roept en inspireert om verder te gaan met Zijn kerk, om iets te vernieuwen, grotere of hele kleine zaken, dan voelen we ons ongemakkelijk, omdat `de manier waarop' ter discussie staat. Natuurlijk, niet iedere verandering is een verbetering - ook wat we vróeger veranderden was niet altijd een verbetering. Tegelijk zal `de manier waarop' altijd en óveral waar het evangelie komt steeds weer ter discussie komen te staan.

De Heer van de kerk is de Herder, die Zijn schapen zoekt en roept. Hij heeft daar Zijn manieren voor. Ook in IJsselmonde. Hij is ook de Heer van Marokkanen, Surinamers en Congolezen. Hij is ook de Herder die Feyenoord-supporters, psychiatrische patiënten en snelle carrièremakers zoekt en roept. Jong en oud. Rijk en arm. Blank, getint en bruin.

Steeds weer geeft Hij - God dank - ambtsdragers aan Zijn gemeente die leiding geven. En die geïnspireerd door Zijn Geest niet alleen heil en vrede brengen in de gemeente, maar ook veranderingen, met bijbehorende onrust en spanning. Zou dat laatste zo niet moeten zijn? Waarschijnlijk worden we allemaal het liefst met rust gelaten. In ons hart zouden we het misschien het mooist vinden als `evangelisatie' hierin zou bestaan dat we aan anderen mogen overdragen: `zo zijn onze manieren.'

Maar het punt, het probleem, is nou net dat ook `onze manieren' niet heilig zijn en niet altijd even geschikt, om in deze tijd, met en voor de mensen hier-en-nu vorm te geven aan gemeente-zijn. Verklaar je `de manieren heilig' dan zal gemeente-zijn verstarren tot religie. Die manieren (zó hoort het, zó deden we het altijd) worden dan het hart van de godsdienst. Enkelen houden dit vol, maar anderen haken af. Wat dan overblijft is een fossiel, een museumstuk. Waaruit de Geest geweken is (Die is ook niet meer gewenst). Nog één tip, voor wie slecht tegen verandering kan: hecht niet te zeer aan je religie (`de manier waarop'), maar aan je relatie met de levende Christus. Hij verschijnt steeds in een andere gedaante (Marcus 16:12), maar ís gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid!