Inderdaad,
wat is het fijn, kostbaar, waardevol, als bij een uitvaart gemerkt en geproefd
wordt, dat er een echte, diepe, liefdevolle band was tussen de overledene en de
nabestaanden. Afscheid nemen doet veel pijn. Te weten dat het góed zat - dat is
bij alle verdriet heel waardevol. Het tegengestelde geldt ook: wat kan het soms
moeilijk te verwerken zijn, als het niet goed zat, of als je het gevoel hebt
dat er allerlei zaken nog niet goed uitgesproken en doorgesproken waren. `Memento
mori' - gedenkt te sterven, dat is een oud en wijs gezegde. Als je eraan denkt dat
je eenmaal hier niet meer zult zijn, dan zie je soms ineens scherp wat je nog
te doen staat.
Paulus
schrijft een brief aan de Korintiërs. Velen hadden het met hem gehad. Maar
Paulus zoekt verzoening. Tussen hém en de Korintiërs. Zodat ze voor de troon
van Christus zich straks niet voor elkaar hoeven te schamen. Bovenal dringt
Paulus er bij hen en bij iedereen op aan om zich met God te laten verzoenen.
Niet alleen zagen sommige Korintiërs Paulus niet meer staan, ze wilden ook niet
meer weten van het evangelie zoals hij dat bracht. Ze hadden hun éigen beeld
van God en van het evangelie. Maar intussen - zo merkte Paulus - lagen ze met
de God en de Heer zoals hij die verkondigd had, overhoop. Daarom dringt hij aan
op verzoening, met de levende God.
Ook
voor ons is het belangrijkste dat wij beseffen dat we na ons sterven voor Hem
zullen verschijnen. Paulus schrijft: `Wij moeten allen voor de rechterstoel van
Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door
middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.' Stel je voor
dat je sterft en het zit niet goed tussen jou en God. En dan kom je voor de
rechterstoel van Christus te staan. Toen je nog op aarde was, vond je dat je
het best goed deed; in ieder geval beter dan de buurman. Je kunt zo wat dingen
noemen waarin je naar eigen denken behoorlijk goed bezig bent geweest. Maar nu
sta je oog in oog met Christus. En Hij schudt `nee'. Hij zegt: Ik ken u niet. Over
deze huiveringwekkende mogelijkheid spreekt de Bijbel, já, spreekt Jezus
zélf...
Ik
denk aan wat Jezus vertelt over die rijke man en de arme Lazarus. Toen die
rijke stierf, kreeg hij waarschijnlijk een prachtige begrafenis - dit in
tegenstelling tot Lazarus; die uitvaart, dat zal meer het goedkoopste uit de
budgetcategorie zijn geweest. Maar tot zijn schrik en geheel zonder dat hij
daarmee had gerekend, sloeg die rijke man zijn ogen op in de hel. Daar wordt
vandaag de dag weinig over gepreekt of gesproken. `Dominee, alles is best, als
het maar geen `hel en verdoemenis'-preek wordt' - dat heb ik mensen vaak horen
zeggen. Het is natuurlijk ook een huiveringwekkende zaak. Toch móet er wel over
gesproken worden - niet om bang te maken, maar om te zorgen dat we daar niet
terecht komen. Te vrezen valt dat velen er de schouders over ophalen. Uit
onderzoek blijkt dat in Nederland maar weinigen geloven dat er zoiets als een
hel bestaat (behalve dan dat er zoiets als een hel op aarde bestaat, want dat is voor iedereen wel
duidelijk). Ooit, bijvoorbeeld in de tijd van grote opwekkingspredikers zoals
Jonathan Edwards en George Whitefield, sidderden velen als er over de hel
gesproken werd - vandaag zou er waarschijnlijk eerder een grapje over worden
gemaakt - hóe kom je erbij zoiets Middeleeuws te geloven? Bangmakerij,
zwarte-kousen-geloof - zo wordt dat vaak gezien...
De
Bijbel zegt ons dat het tussen mensen en God falikant fout zit. Dat wordt niet
goed gemaakt door wekelijks naar de kerk te gaan. We kunnen onbewust proberen
`God te vriend te houden'. Terwijl we - soms zonder het door te hebben - diep
in ons hart vijanden van God zijn en van Zijn woord, van Zijn geboden, van wat
Hij wil en zegt. En die vijandschap spreekt uit onze zonden, onze
ongehoorzaamheid aan Zijn geboden. Dat is een probleem. Dat we niet zomaar even
oplossen. Onze schuld bij God is dramatischer dan de schuldenlast waarmee
Griekenland kampt en de gevolgen zijn groter en ernstiger.
Wat
is het evangelie dan een verrassende, een onvoorstelbaar blijde boodschap. Dat
God níet wil dat wij verloren gaan. Dat God úit is op verzoening. Dat Hij `Hem
die geen zonde gekend heeft, voor ons tot zonde gemaakt heeft, opdat wij zouden
worden gerechtigheid van God in Hem.' Gods verzoeningsdaad, verzoeningsgeschenk
is Zijn Zoon; het geschenk van de Zoon is Zijn kruisdood. Wie dat ziet, ziet in
dat God líefde is.
Voor de troon van Zijn Zoon verschijnen de Korintiërs en wij ook. Paulus ligt als het ware op zijn knieën, hij smeekt en zegt dat ook de Zoon smeekt: laat je met God verzoenen! Besef dat die troon er nú al is. Is het al vrede, tussen u en God? Sluit vrede met God! Aanvaard met geloof en blijdschap wat Hij geeft. Dan wordt die troon voor u, voor jou een genadetroon. Wat zeggen wij daarop? Waarom zou je nog langer wachten met daarop iets moois te zeggen, als het ook vandaag nog kan?