dinsdag 3 november 2009

Vrijheid

Het lijkt of leven met God onvrij maakt. En als je kijkt naar de praktijk van het christenleven en van de gemeente, dan zíen we daadwerkelijk veel onvrijheid. Toch is wie níet leeft met God ook niet vrij te noemen - al kan dat voor de christen wel zo lijken (lees Psalm 73). Je kunt gevangene zijn van je materiële verlangens, van je zucht naar erkenning door anderen, van je carrière, van je sexuele driften. Je kunt ook gevangene zijn van de wens door anderen aardig gevonden te worden en gerespecteerd - dat kan ook héél goed als je christen bent... Paulus opent zijn Galatenbrief met te zeggen: `als ik nog mensen probeer te behagen, zou ik geen dienaar van Christus zijn'.

De naam Jezus in het Hebreeuws is Jeshoea. Dit wordt vaak vertaald met `heil'. Maar je kunt het ook vertalen met `ruimte'. Gered door Hem word je in de rúimte gezet. Díe ruimte, waarin niet ánderen, of driften, of angsten bepalen, is de ruimte waarin de vrucht van de Geest kan groeien en rijpen.

Die vrucht benoemt Paulus aan het einde van zijn Galatenbrief: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Als we een gemis aan deze zaken ervaren, kan dat een signaal zijn dat de vóórwaarde voor het groeien en rijpen van deze vrucht ontbreekt, namelijk: vríjheid.

Paulus zegt dat we door Christus bevrijd zijn om in vrijheid te leven. We mogen in de vrijheid stáán en we zijn tot die vrijheid geroepen. Alleen in die vrijheid groeit en rijpt die heerlijke vrucht van de Geest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten